Hoe geschiedde de renovatie van de Kaba dat voor de profeetschap van de profeet (saw) heeft plaatsgevonden?


Toen onze Profeet (saw) 35 jaar oud was, ontstonden er problemen in Mekka. Het belangrijkste gebouw van Mekka, de Kaba, stond op instorten, het was al jaren niet meer gerenoveerd.

Ze had door de jaren heen veel schade opgelopen en omdat zij geen plafond had, liep ze optimale schade op gedurende hevige regenstormen. Vooral de laatste storm had de Kaba enorm geschaad. Ook was haar doek totaal afgebrand door de vonken van een vuur dat werd aangestoken door een vrouw in de buurt van de Kaba. De barsten van haar muren waren dusdanig geworden, dat een persoon er doorheen kon kruipen.

Toen een dief hier gebruik van maakte en waardevolle spullen eruit stal, besloten de Mekkanen uiteindelijk om de Kaba te renoveren.

Terwijl de Quraishieten bijeenkomsten hielden om te bepalen hoe de renovatie van start moest gaan, strandde er een Romeins schip aan in Jeddah. Het schip was volgeladen met ijzer, hout, pilaren en allerlei soorten bouwmaterialen. Dit was precies wat de Mekkanen nodig hadden, dus kochten ze meteen alle benodigdheden van hen over.

Eén van de passagiers van dat schip bleek een Romeinse metselaar te zijn. De Quraishieten maakten ook meteen een afspraak met de metselaar voor de bouw van de Kaba.

De renovatie van de Kaba was een heilige taak en uiteraard wilde elke stam van de Quraish geëerd worden met het deel uit maken van haar vernieuwing. De bouwtaken werden onderling verdeeld en elke stam kreeg een gedeelte aangewezen waar die verantwoordelijk voor waren.

Voordat men kon beginnen met bouwen, moest er echter eerst gesloopt worden en niemand had het lef om het heilige huis te vernielen, al was het voor renovatie. Ze waren bang dat een ramp hen zou treffen als ze de Kaba zouden verwoesten.

Walid bin Mughira sprong opeens naar voren en maakte duidelijk dat het heilige huis toch gesloopt moest worden voordat ze haar konden renoveren. Iemand moest de eerste stap zetten, dus besloot hij om diegene te zijn. Voordat hij de eerste slag leverde, zei de dappere man:

“O ALLAH, wij hebben niets voor behalve goeds met onze handeling.”

Met zijn hamer in zijn hand hief hij zijn arm met respect en gaf de eerste slag. Die dag durfde niemand zich te mengen met de sloop, dus was hij de enige die eraan begon. De rest zou een dag afwachten of er een ramp hen zou treffen. Als dit niet het geval zou zijn, zouden ook zij beginnen met de sloop, in de hoop dat ALLAH er tevreden over is.

Mocht er alsnog iets gebeuren, zouden zij er onmiddellijk mee stoppen en nooit meer een renovatie in hun hoofd halen.

Een dag was verstreken en er was hen niets overkomen.

ALLAH was dus tevreden met hun doel; alle stammen begonnen te helpen met de sloop voor de renovatie. Na een bepaalde tijd, kwamen ze aan bij de grondslag van het gebouw die door de profeet Ibrahim gebouwd was.

Toen één onder hen ook die probeerde te slopen en er een slag op gaf, getuigde iedereen van een heftige beving in Mekka. De Mekkanen begrepen dat ALLAH verdere sloop niet toestond, want de Kaba hoorde op de fundamenten van Ibrahim gebouwd te worden.

De stammen begonnen met de bouw en al snel was het tijd om “Hadjer-ul-Eswed” oftewel “de Zwarte Steen” op zijn plaats te zetten om vervolgens verder te bouwen. De Zwarte Steen was een hemelse steen die door de engel Djibrīl was neer gezonden naar Ibrahim. Ibrahim plaatste die steen op een bepaalde plek toen hij met zijn zoon het heilige huis bouwde en sindsdien maakte de steen deel uit van de Kaba. Elke stam achtte slechts zichzelf waardig genoeg om die steen op zijn plek te plaatsen. Hierdoor ontstond er ernstige onenigheid. Deze onenigheid escaleerde, zelfs zo erg dat op een bepaald moment de stammen naar hun zwaarden grepen omdat ze gereed waren om bloed te vergieten voor deze verheven taak. Geen stam wilde deze eer afstaan aan een andere. De steen hadden ze op het Abu Kubeys gebergte geplaatst om deze na de onenigheid op zijn plek te zetten.

Dagen verstreken vanwege deze onenigheid. De bouw was stopgezet. Er moest snel een uitweg worden gevonden, want de strijd kon elk moment uitbarsten. De stammen verzamelden zich bij de Kaba voor een definitieve oplossing. Op het meest beladen moment, stond Huzeyfe bin Mughire, bekend als Abu Umeyye, op en stelde het volgende voor:

“O Quraishieten! Laat degene die verschijnt vanuit de Sheybe poort tegenover ons jullie rechter zijn, opdat hij deze kwestie oplost."[1]

Het onverwachte voorstel van Abu Umeyye werd zonder tegenspraak door iedereen aanvaard. Degene die vanuit de Beni Sheybe poort zou verschijnen, zou het lot van de Zwarte Steen bepalen. Alle blikken waren naar de poort gericht. Vol spanning wachtte het volk op degene die hen zou verlossen van het grote conflict waarin ze verkeerden. Het was doodstil toen vernomen werd dat er iemand aan kwam lopen.

Iedereen hield zijn adem in en wachtte met open ogen op degene die verschijnen zou. De verschijning van degene die langzamerhand verscheen, werd meteen door iedereen herkend. Er was er maar één wiens uitstraling zo uitblonk, zodat hij vanuit de verste verte met gemak te herkennen was. Het enige wat van het volk vernomen kon worden, was:

“Het is de vertrouwde! De waarheidsgetrouwe! Het is Muhammed (saw)!"[2]

Er bevond zich geen onder hen die niet blij was met zijn verschijning, want iedereen wist dat hij nooit met een oordeel zou komen waar iemand ontevreden over zou zijn. De Quraishieten waren verzekerd met een rechtvaardige beslissing, immers het was afkomstig van Muhammed (saw).

Ze vertelden “de trooster” wat voorafgegaan was en nadat ze werden uitgehoord, zei de “rechtvaardigste der rechters”:

“Breng mij een kleed.”

Muhammed (saw) spreidde het kleed dat hem gebracht werd uit over de grond.[3] Men wachtte gespannen af naar wat hij zou doen. Hij pakte de Zwarte Steen en plaatste die in het midden van het kleed. Vervolgens beval hij:

“Laat een lid van iedere stam elk een uiteinde van dit kleed vastpakken.”

Een aangewezen persoon van elke stam pakte een uiteinde van het kleed vast. Allen konden nu de heilige steen optillen en dragen naar de plek waar die hoorde. Eenmaal aangekomen bij die plek, gingen de gezegende handen van Muhammed (saw) naar de steen om het op zijn positie te plaatsen. Door dit oordeel werd iedere stam geëerd met het plaatsen van de Zwarte Steen en werd er een bloedige strijd voorkomen.[4]

Hier werd wederom duidelijk dat het inzichtvermogen en gave voor het oplossen van problemen van Muhammed (saw), met niemand te vergelijken was; ongeacht zijn leeftijd en levenservaring, was er geen oudere of wijzere man aanwezig die een dergelijke oplossing kon bedenken.




Footnotes

  1. ^ Ibn Hisham, Sirah, V. 1, p. 209; Ibn Sa’d, Tabaqat, V. 1, p. 146; Tabari, Tarih, V. 2, p. 201.
  2. ^ Ibn Hisham, Sirah, V. 1, p. 209; Ibn Sa’d, Tabaqat, V. 1, p. 146.
  3. ^ Zie: Balazuri, Ansab, V. 1, p. 99.
  4. ^ Ibn Hisham, Sirah, V. 1, p. 209; Ibn Sa’d, Tabaqat, V. 1, p. 146; Tabari, Tarih, V. 2, p. 201.

Gerelateerde vragen